Wat doen de bijen?
Bijen verzamelen nectar en stuifmeel
Een bij haalt nectar en stuifmeel uit een bloem. De nectar gebruikt de bij om honing te maken (belangrijke energiebron voor de bij) en het stuifmeel is voor de bij een belangrijke eiwitbron.
Als de bij nectar heeft gevonden en naar de plaats gaat waar hij de honing maakt, geeft hij aan andere bijen door waar hij zijn nectar heeft gevonden. Dit doet de bij door in patronen te vliegen. De patronen geven aan of de bloem met nectar en stuifmeel dichtbij of ver is. Om er voor te zorgen dat de andere bijen met dezelfde nectar komen, geeft de bij een beetje nectar aan de andere bijen. Zodat ze kunnen ‘proeven’ welke nectar ze moeten hebben.
De haalbij vliegt terug naar de bijenkorf of kast waar de andere bijen er honing van maken en in de honingcellen opslaan. Als de bij de honingraat heeft gevuld met nectar zorgen andere bijen ervoor dat het water uit de nectar wordt gehaald. Hierdoor ontstaat er echte honing zoals je dat kunt eten. De cellen worden afgesloten met was waardoor er geen vocht meer in de honing kan komen.
Hoe wordt honing gemaakt?
Het begint allemaal in een bloemenveld. Honingbijen zuigen nectar uit bloemkelken. Met de nectar in hun honingzak vliegen ze terug naar de bijenkorf. Daar zuigen werkbijen de nectar op en kauwen erop. Daardoor veranderen de complexe suikers die in de nectar zitten in eenvoudige suikers zoals glucose en fructose. Dan spuiten bijen de nectar in de honingraten. De honingraten hebben ze gemaakt van bijenwas. Met hun vleugels wapperen ze de nectar droog. Wat overblijft is dikke, stroperige honing. Elke met honing gevulde cel wordt afgedekt met een propje bijenwas.
Taakverdeling
De bijen hebben een hele goede taakverdeling, zodat ze goed kunnen werken. Er zijn verschillen rangen en standen bij de bijen.
DARREN hebben een lekker lui leventje; ze hebben weinig taken en worden gevoed door de werksters, maar zijn daardoor ook van de werksters afhankelijk, omdat zij zelf niet kunnen eten. Vroeger dacht men dat het bevruchten van de koningin de enige taak was van de darren. Nu weten we dat ze ook meehelpen de temperatuur in de kast op peil te houden.
WERKSTERS heten niet voor niets zo: zij moeten al het werk doen. Hun werkzaamheden hangen af van hun leeftijd en zijn als volgt onder te verdelen:
1-10 dagen (voedsterbij)
De jonge bij begint haar leven als poetsbij, het poetsen van de cellen, voordat de koningin er een eitje in legt. Vanaf de 3de dag mag ze de oudere larven voeren, en na de 6de dag, als haar voedersapklieren geheel tot ontwikkeling zijn gekomen, mag ze de jongste larven voeren.
11-20 dagen (bouwbij)
Deze periode besteedt de bij voornamelijk aan bouwen van de raten en het bewaken van de kast. Ook het afvoeren van dode bijen, wasdelen en voedselresten e.d. behoort nu tot haar taken. Het in ontvangst nemen van de nectar van de haalbijen doet ze vanaf ongeveer de 10de dag.
vanaf 21 dagen (vliegbij)
Oriëntatievluchten beginnen op de 5de dag, en duren tot ongeveer de 15de dag. Hoewel de bijen pas vanaf de 3de week officieel vliegbij zijn, vinden de eerste haalvluchten soms al op de 10de dag plaats.
Een werkbij wordt zomers ca. 6 weken oud. “Winterbijen” leven veel langer, dat zijn de bijen die in augustus, september en oktober worden geboren, zij overwinteren tot de jonge bijen hun taak in het volgende voorjaar overnemen.
Een KONINGIN hoeft de hele dag niets anders te doen dan eitjes leggen, van enkele tientallen per dag in het voorjaar tot wel 1500 per dag in het midden van de zomer. Om de koningin vormt zich een groepje werkbijen, die haar likken, haar wassen en haar voeden met voedersap, vandaar dat dit sap koninginnegelei heet. Tijdens het likken geven ze “feromoon” aan elkaar door, een geurstof die andere bijen vertelt dat er nog een koningin is. Dat houdt de bijen rustig. Als er geen of weinig feromoon meer is, worden de bijen onrustig, en willen een nieuwe koningin.